Bergh, Joris van den

Nederlandse sportjournalist (1882 – 1953). Vanaf 1902 werkzaam als freelancer voor onder meer Sport Echo en NRC. Publiceerde de klassieke sportboeken Te midden der kampioenen en Mysterieuze krachten in de sport. Dankzij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl) is het manuscript van beiden boeken via de website www.dbnl.org voor iedereen vrij toegankelijk. Een centrale gedachte vormt het belang van de gemoedstoestand voor sportieve prestaties.

I Moeskops. Ten vierde male. Verhaal in Nieuwe Rotterdamsche Courant van 5 augustus 1924.

II Voetbal en Volksaard. Verhaal in Sportkroniek 11 december 1930.

III Middelkamp de vermetele. Artikel in weekblad Sportief, 15 augustus 1947.

Van den Bergh stond aan de basis van de eerste deelname aan de Tour van een Nederlandse ploeg, bestaande uit Albert Gijsen, de broers Antoon en Albert van Schendel en Theo Middelkamp. In het boek Bravo, les Hollandais! (Uitgeverij Kosmos, 1997, isbn 9021593807) vertelde Gijsen aan auteur Jeroen Wielaert dat Van den Bergh uiteindelijk niet meeging als ploegleider. ‘Hij had het zelf nog niet gezien of meegemaakt. Hij had geen verstand van selecteren. Het ging hem er meer om de krant vol te krijgen, natuurlijk.’ Toch vervulde Van den Bergh driemaal deze functie als ploegleider: in 1939, 1946 en 1947.
Wielaert was het gelukt om eindelijk Middelkamp te spreken. Vele jaren had hij geweigerd om met journalisten te spreken omdat er verkeerde dingen over hem waren geschreven. In het boek vertelt Middelkamp ook over hoe hij in de eerste Tour de France belandde. De dialoog tussen beiden behoort tot de canon van de Nederlandse sportgeschiedenis.
‘Wil je meegaan naar de Tour de France?’ vroeg Van den Bergh. ‘Maar Joris,’ antwoordde Middelkamp. ‘Ik heb nog nooit genen berg gezien.’

** IV De hoek van de kakelaars. Verhaal in Panorama, 20 oktober 1950.

In vrijwel al zijn verhalen probeert Van den Bergh de lezer te overtuigen van zijn zienswijze. Ook het laatste stuk voor zijn plotselinge dood als gevolg van een hartaanval op 1 juli 1953 was polemisch geschreven. Hij reageerde op een verhaal van de Belgische journalist Jaak Veltman over dat de Italiaanse wielrenner Fausto Coppi tijdens de Giro een afspraak met een andere wielrenner niet nakwam. Van den Bergh – uitgesproken tegenstander van afspraken en combines – prees Coppi. Zijn laatste zin luidde: ‘Zolang de bedrieger wordt bedrogen, zolang primeert de begeerte tot winnen.’
In de inleiding van deze bloemlezing werd geschreven over zijn belangrijkste stokpaardje – ‘Wat goed is komt snel’ – en dat er mogelijk sprake was van onjuist citeren. In de klassiekers Te midden der kampioenen en Mysterieuze krachten in de sport is de uitspraak niet te vinden. In het eerste verhaal van deze bundel van Sem Smit over de genialiteit van Moeskops – waarin Joris van den Bergh veelvuldig werd genoemd – staat te lezen: ‘ “Wat goed is komt snel”, zegt een bekend spreekwoord’. Geen enkele twijfel mogelijk dus. Toch geeft een verhaal uit het weekblad Sportief van de hand van Van den Bergh reden te twijfelen over de juistheid van het citaat.
Als dat inderdaad het geval is, heeft mogelijk Nico Scheepmaker hierbij een rol gespeeld. In november 1963 riep hij in zijn rubriek ‘Van hier en daar, misschien raar, maar in ieder geval waar!’ in Sport en Sportwereld op tot een herdruk van Te midden der kampioenen. Twee weken later deed hij dat opnieuw, deze keer met het noemen van ‘slogans die Joris van den Bergh als eeuwige waarheden de lucht in slingerde’. ‘ “Wat goed is, komt snel”, is er een van,’ schreef Scheepmaker. In een later boek (Het krankzinnige kwartiertje over sportjournalistiek) schrijft hij deze uitspraak ook aan Van den Bergh toe.
Gezien het indrukwekkende speurwerk dat Scheepmaker verrichtte om in december 1974 in Het Parool overtuigend te bewijzen dat Heinrich Heine nooit heeft gezegd dat ‘in Nederland alles vijftig jaar later gebeurt’, mag hij worden beschouwd als een kenner op het gebied van dergelijke historische mystificaties. Toch lijken er gerede argumenten te zijn om de uitspraak ‘wat goed is komt snel’ als een misquote te beschouwen.
Van den Bergh schreef op 2 juli 1948 in het weekblad Sportief over de plotselinge opkomst van de jonge Franse wielrenner Jacques Dupont. Onder de kop: ‘Joris van den Bergh over: wat groot wordt groeit snel’ begint hij zijn stuk met ‘Het is een oud woord van ons: wat groot wordt, groeit snel.’ En nadat hij de wonderlijke carrière van de pas twintig jaar oude Dupont heeft uitgelegd – na vooral voetbal en basketbal te hebben beoefend had hij sinds kort besloten te gaan wielrennen, won als amateur direct een internationaal sterk bezette wegwedstrijd en vestigde op de wielerbaan een wereldrecord op de kilometer met staande start, wat Dupont een mogelijke medaillekandidaat tijdens de Olympische Spelen in Londen maakte – benadrukt Van den Bergh zijn punt met: ‘Maar of hij daar wint of niet, met de 20-jarige Jacques Dupont heeft zich een renner aangekondigd wiens verdere ontwikkeling ons aller aandacht vraagt, onverschillig of hij op de weg blijft dan wel naar de wielerbaan gaat. Wat groot wordt groeit snel!’
Dat Dupont in Londen op de wielerbaan goud won op de kilometer getuigt van de kennis van Van den Bergh. Maar wat zijn precieze uitspraak was dient door de groeiende groep van Nederlandse sporthistorici nauwkeurig te worden uitgezocht. Tot die tijd lijkt het raadzaam niet langer ‘wat goed is komt snel’ te gebruiken, maar de woorden die Joris van den Bergh zelf op 2 juli 1948 schreef: Wat groot wordt groeit snel.